Ibrahim Rugova (geboren te Cerrcë, Kosovo, gestorven te Pristina, Kosovo) was president van Kosovo en de leider van zijn in Kosovo leidende politieke partij, de Democratische Liga van Kosovo.
Rugova viel op doordat hij altijd een zijden sjaal en een metalen bril droeg.
In 1992 werd hij tot president van Kosovo verkozen. Deze verkiezingen werden niet erkend door de toenmalige Joegoslavische regering. Rugova predikte een geweldloze strijd voor een onafhankelijk Kosovo voor de Albanese bevolking waaruit Kosovo voor het merendeel bestaat. Vóór zijn carrière als politicus was Rugova schrijver en uitgever.
In 1998 werd Rugova voor zijn vreedzame inspanningen onderscheiden met de Sacharovprijs voor de vrijheid van meningsuiting.
Tijdens de oorlog in 1999 vluchtte Rugova voor zes weken naar Italië. Bij die oorlog streed het Kosovaarse leger voor onafhankelijkheid van het land Servië dat toentertijd werd gedomineerd door Slobodan Milosevic. Deze oorlog werd uiteindelijk in datzelfde jaar gewonnen door de NAVO en na de bevrijding werd Kosovo bestuurd door de Verenigde Naties maar bleef staatsrechtelijk gezien een provincie van Servië-Montenegro.
Op 4 maart 2002 werd hij gekozen tot president van Kosovo.
Op 15 maart 2005 ontsnapte Rugova aan de dood na een bomaanslag waarbij een bom ontplofte in een vuilnisbak die langs de weg stond waarlangs hij met zijn auto passeerde. Rugova bleef echter ongedeerd.
Rugova was een verwoed roker; in september 2005 werd bij hem longkanker geconstateerd en uiteindelijk overleed hij op 61-jarige leeftijd aan deze slopende ziekte.
Zijn dood kwam vlak vóór het moment dat er een belangrijke beslissing zou worden genomen over de definitieve autonomie van Kosovo. Het is nog onduidelijk wie hem zal gaan opvolgen. |